De Amerikaanse voorverkiezingen die een voorbereiding moesten zijn voor een confrontatie tussen Republikeinen en Democraten zijn langzamerhand afgedwaald en een competitie geworden voor de controle over de Republikeinse partij.

Hoewel bij de Democraten het duel tussen Hillary Clinton et Bernie Sanders zich beperkt tot de ervaring en de dienst aan de rijken tegen het idealisme ten dienste van het grootste aantal, is alle aandacht gevestigd op de strijd tussen de Republikeinen Donald Trump en Ted Cruz.

Cruz is een puur product van een privé militair agentschap voor « psychologische operaties ». Wat betreft de buitenlandse politiek heeft hij zich omringd door een equipe samengesteld uit hysterische anti-sovjetrussische door senator Henry Scoop Jackson geformeerde personen. Hij heeft posities ingenomen tegen elke vorm van juridische beperking van de Amerikaanse macht, dus tegen het principe zelf van internationaal recht.

Tot aan vorige week wist men niets van de posities van Donald Trump. We hadden hem alleen tegengestelde uitspraken zien doen over de Israëlische kwestie. Hij heeft heftig de pro-Israëlische vooroordelen van de opeenvolgende administraties veroordeeld, heeft zich neutraal opgesteld tegenover het Israëlisch-Palestijnse conflict, en heeft een ultra-zionistisch credo uitgesproken voor de AIPAC.

Uiteindelijk was Trump vorige week uitgenodigd door The National Interest om zijn eerste toespraak over de buitenlandse politiek te houden. Deze revue is voortgekomen uit het Nixon Center die de overlevenden van de equipe van Kissinger hergroepeert. Tot de algemene verbazing —maar waarschijnlijk niet tot die van de organisatoren—, heeft « de » Donald niet zijn posities op verschillende onderwerpen afgerammeld om deze of gene lobby genoegen te doen, maar heeft een werkelijke analyse van de Amerikaanse politiek gedeclineerd, en heeft diens totale hervorming beschreven.

Volgens hem is het een fundamentele vergissing gepoogd te hebben het Westerse democratische model met geweld te exporteren naar volken die daar geen enkel belang bij hadden. Hij heeft dus een kritiek van de neoconservatieve ideologie geleverd die sinds de staatsgreep van 11 september 2001 aan de macht is. Op deze manier begrijpt men beter waarom de scène georganiseerd was door de vrienden van Henry Kissinger, voorstanders van een politiek « realist » (realpolitik) en zondebokken van de neoconservatieven.

Na de gigantische menselijke en economische schade voor zowel de betrokken landen als voor de Verenigde Staten zelf te hebben veroordeeld, is hij overgeschakeld op een indirecte aanval op het « militair-industriële complex », het teveel aan wapens in de wereld in het algemeen kritiserend. Niemand heeft zich er in vergist: voor de eerste keer sinds de moord op John Kennedy veroordeelde een presidentskandidaat de almachtige wapenfabrikanten die bijna de totaliteit van de Amerikaanse industrie hebben geabsorbeerd.

Het kan verbazend lijken op deze manier de koe bij de horens te vatten vóór de vrienden van Henry Kissinger die meer als anderen aan de ontwikkeling van dit proces heeft bijgedragen. Maar de recente geschiedenis van de Verenigde Staten kan deze omkering wel uitleggen. Allen die het militair-industriële complex bestreden hebben zijn geremd of uit de weg geholpen: John Kennedy werd vermoord, toen hij zich verzette tegen de oorlog tegen Cuba; Richard Nixon werd geëlimineerd door de Watergate affaire toen hij vrede sloot in Vietnam en een detente-beleid met China voerde; Bill Clinton werd verlamd door de Lewinsky affaire toen hij zich probeerde te verzetten tegen de herbewapening en tegen de oorlog in Kosovo.

Met een zekere zin voor provocatie heeft Donald Trump zijn nieuwe project voor de buitenlandse politiek geplaatst onder de slagzin « America First », terugwijzend naar de homonieme vereniging vóór de Tweede Wereldoorlog. Deze groep is in de herinnering gebleven als een nazi lobby die probeerde te verhinderen dat het « land van de vrijheid » de Britten te hulp kwam die door hen die de joden zouden vervolgen werd aangevallen. In werkelijkheid was « America First » in het begin een enorme door de Quakers gecreëerde vereniging die de Wereldoorlog veroordeelde als een confrontatie tussen imperialistische machten en hierom weigerde zich erin te impliceren.

Het is dus een leugenachtige beeld dat zijn tegenstanders van hem geven. Deze heeft absoluut geen isolationistische tendens zoals Ron Paul, maar een realistische.

Donald Trump was tot nu toe geen politicus, maar een vastgoedontwikkelaar, zakenman en televisiepresentator. Deze afwezigheid van een politiek verleden staat hem toe de toekomst op een geheel nieuwe manier te projecteren zonder gebonden te zijn door een enkele voorafgaande verbintenis. Het is een dealmaker zoals Europa die gekend heeft met Bernard Tapie in Frankrijk en Silvio Berlusconi en Italië. Twee mannen die, niet zonder tekortkomingen, de uitoefening van de macht in hun eigen land hebben vernieuwd en daarmee de heersende klassen hebben doen wankelen.

Om Donald Trump dwars te zitten heeft de Republikeinse partij een verbintenis tussen Ted Cruz en de laatst overblijvende kandidaat, de vroegere televisiepresentator John Kasich, georganiseerd. Beiden hebben geaccepteerd van het presidentschap af te zien en zo samen Trump te verhinderen de absolute meerderheid in de Conventie te halen. Op deze manier zal de partij tijdens zijn Conventie een tot nu toe voor het publiek onbekende nieuwe kandidaat voorstellen.

Nu al worden er confidentiële opiniepeilingen gerealiseerd, fondsen worden er ingezameld, een verkiezingsequipe is er om generaal James Mattis heen gevormd, hoewel deze met de hand op het hart zweert geen politieke carrière op het oog heeft. Maar het is duidelijk dat deze vroegere chef van CentCom zich graag ziet als een nieuwe Eisenhower. Inderdaad was de overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog had niet aan de voorverkiezingen deelgenomen want hij was nog commandant Van de Europese strijdkrachten. Hij gleed zich bijna aan het eind in de competitie en werd massaal door de republikeinse Conventie aangewezen om die te representeren.

Generaal Mattis is bekend als een intellectueel. Hij heeft een enorme en beroemde privé-bibliotheek over militaire strategie bijeengebracht, maar schijnt zich slechts in de geschiedenis te interesseren vanuit dit gezichtspunt. Terwijl hij heden researcher is aan het Hoover instituut (Stanford universiteit), is hij naar Washington gekomen om consultaties te geven, en heeft een conferentie gegeven aan de CSIS. Deze think tank, traditioneel verwant aan de aardolie industrie, is vandaag hoofdzakelijk gefinancierd door Saoedi Arabië.

Na een « horrible » toekomst te hebben aangekondigd voor het Nabije Oosten, heeft deze « monnik-soldaat » (volgens de hem door zijn ondergeschikten gegeven bijnaam) zich erop toegelegd het gevaar van de Iraanse Revolutie te denonceren, en op te roepen tot een oorlog tegen dit land. Zodoende nam hij het programma op zich waarvan George W. Bush en Dick Cheney gedwongen waren afstand te doen tegenover het verzet van hun andere generaals.

De facto, de confrontatie die zich aankondigt zet tegenover elkaar aan de ene kant de voorstanders van de realpolitik van Henry Kissinger, gehecht aan de principes van de Vrede van Westfalen, dat wil zeggen aan een internationale orde gefundeerd op Natie-staten, en aan de andere de voorstanders van de globale democratisatie van de neoconservatieven, dat wil zeggen aan de vernietiging van de nationale identiteiten en aan het opdringen van een regime van universele governance. In één woord is dit de visie van Nixon tegen die van de coupplegers van 11-september.

Belangrijke punten:
 Donald Trump, Amerikaans presidentskandidaat, wil de overheersing van het militair-industriële complex verminderen. Hij neemt de fakkel van John Kennedy (vermoord), van Richard Nixon (Watergate) en van Bill Clinton (Lewinsky) over.
 Volgens Trump is het slecht voor de Verenigde Staten èn voor de buitenlandse volken te proberen met geweld het Westerse democratische model te exporteren, wat niet met hun aspiraties overeenkomt.
 Het militair-industrieel complex bereidt de kandidatuur van James Mattis voor, en een oorlog tegen de Iraanse revolutie.

Vertaling
Bart Ero