Washington en Moskou zijn er in geslaagd hun akkoord over Syrië te handhaven nadat John Kerry zijn Russische homoloog had verzekerd dat de door het Pentagon in april aan Al-Qaeda en Daesh wapens geleverd waren in het kader van een oud, vandaag beëindigd programma. Men richt zich naar het eind van de Geneefse onderhandelingen en de hervatting van de inter-Syrische discussies zonder de pro-Saoedi’s en met opneming van de Koerden.
De Amerikaanse implicatie in Syrië is nog steeds even verward. Terwijl op 22 februari 2016 John Kerry een stopzetting van de vijandelijkheden had onderhandeld en dat Rusland zijn bommenwerpers had teruggetrokken, heeft Turkije —lid van de Navo— zijn steun aan Daesh voortgezet.
Op 8 maart deponeerde Rusland een rapport bij de Veiligheidsraad waarin het Ankara beschuldigde van de controle over de smokkelhandel in antiquiteiten ten bate van Daesh [1]. Op 18 maart deponeerde het er nog een met de beschuldiging van het leveren van wapens en munitie aan Daesh [2]. Turkije « verwierp volkomen » deze beweringen in beide gevallen en beschuldigde Rusland ervan een afleidingsmanoeuvre te organiseren om de aandacht van de internationale gemeenschap af te houden van de civiele verliezen, de chaos en de aanzienlijke door het Syrische regime en de Russische militaire operaties in Syrië veroorzaakte vernietigingen. De Russische generale staf hield vol en onthulde dat Ankara 9.000 nieuwe jihadisten in Syrië had binnengelaten. Men kon toen echter nog denken dat Turkije uit eigen initiatief handelde zonder de Verenigde Staten er in te kennen.
Maar op 7 april leverde het Amerikaanse ministerie van Defensie 2.000 ton wapens aan de « gematigde gewapende groepen », waarvan ongeveer 500 onmiddellijk werden geredistribueerd aan Al-Nosra (Al-Qaeda) en 500 andere aan Daesh [3].
Hoe het ook zij, de Turkse steun aan Daesh schijnt plotseling te zijn verminderd in loop van de laatste dagen.
Het schijnt dat, achter gesloten deuren, Moskou hevig geprotesteerd heeft, zodat op 9 mei John Kerry en Sergeï Lavrov een gezamenlijke verklaring hebben gepubliceerd [4]. Daarin spoorden zij « alle andere Staten aan de resolutie 2253 (2015) van de Veiligheidsraad te verwezenlijken en elke materiële of financiële steun aan ÉIIL [Daesh], en aan het Al-Nosra-front of welke door de Veiligheidsraad als terrorist gekwalificeerde groep dan ook te verhinderen, en een einde te maken aan elke poging van deze groepen de grens van Syrië te overschrijden ».
Er werd vooral afgesproken dat Washington diens bondgenoten een termijn stelde, begin juli, om tot een overeenkomst in Genève te komen. Hierna zou Washington al zijn gewapende strijdkrachten terugtrekken, terwijl Rusland zijn vliegdekschip Amiral Kutznesov voor de Syrische kust zou brengen om, op een mindere schaal, zijn bombardeer campagne tegen de (nu weer gewapende) terroristische organisaties te hernemen [5].
Maar de vaagheid was nog steeds niet geheel opgeheven. Een scherp geschil opponeerde Rusland en de Verenigde Staten in de Verenigde Naties over het leger van de Islam (Jaysh al-islam) en over de Islamitische beweging van de vrije mensen. Moskou wilden ze inschrijven op de lijst van « terroristische organisaties », terwijl Washington ze nog als een « gematigde gewapende groep » wilde beschouwen.
Het leger van de Islam is een formatie betaald door Saoedi Arabië en geëncadreerd door de Britse SAS. Eerst gedirigeerd door Zahran Allouche, zaaide het terreur en angst in de buitenwijken van Damascus, en bedreigde de hoofdstad gedurende drie jaar. Zijn chef, die dweepte met Ossama Bin Laden, werd gekenmerkt door een grote wreedheid, hij liet talrijke bewoners onthoofden en gebruikte anderen, die hij in kooien opsloot, als menselijke schilden. Tenslotte bleken de penetrerende bommen van de Russische luchtmacht sterker dan de onderaardse bunker die gebouwd was om zijn état-major te beschutten. Na een periode van onzekerheid volgde één van de 17 adjuncten van Allouche, Issam el-Bouaydani, hem tijdelijk op. Hij werd al snel verdrongen door een religieuze wahhabiet, sjeik Abou Abdarrahman Kaaké. Deze laatste begunstigde de benoeming van een neef van Zahran Allouche, Mohamed Allouche, om de delegatie van de Saoedische oppositie in de inter-Syrische vredesonderhandelingen van Genève te leiden. Deze laatste had uitgeblonken door het van de daken gooien van hen die ervan waren beschuldigd gay te zijn —de Syrisch Arabische republiek is de enige Arabische staat die het privéleven respecteert en de homoseksuelen niet bestraft—.
Op 17 mei verenigde de Internationale steungroep aan Syrië zich in Wenen. In diens eindverklaring [6], wordt de voortzetting door het Syrisch Arabisch leger van zijn strategie de door de jihadisten van de « gematigde oppositie » gecontroleerde dorpen te omsingelen, aangeklaagd. Maar vooral, wordt er opnieuw het geheel van de Russisch-Amerikaanse beslissingen van de laatste maanden onderschreven, te weten:
– een gezamenlijk overgangsmechanisme te vormen tussen de Syrische regering en alle oppositie schakeringen die tegen de overgangsetappe zijn;
– een nieuwe Constitutie opstellen
– op deze basis nieuwe presidentiële en parlementaire verkiezingen houden.
Maar hoewel Saoedi Arabië lid is van de Internationale steungroep aan Syrië, weigert de gematigde oppositie deze drie punten nog steeds. Deze houdt vol het vertrek van president el-Assad en van de meerderheid van de christelijke, sjiitische en alawitische hoge functionarissen te eisen vóór de formatie van het overgangsmechanisme. Bovendien wil ze de huidige leiders niet confronteren in democratische verkiezingen.
Het is niet onverschillig dat in de loop van de vergadering in Wenen een diplomaat verklaard heeft dat zijn land bereid was tegen Al-Qaeda te strijden, maar dat hij zich afvroeg hoe te weten wie dan het terrein bezette. Sergeï Lavrov merkte het op en beschouwde het als een lapsus: de diplomaat bekende de facto dat zijn land de overwinning van Al-Qaeda prefereerde boven die van de Syrisch Arabische republiek. Zodoende verwijderde hij zich van de beslissing van de Veiligheidsraad dat de strijd tegen het terrorisme diens objectief n° 1 maakte.
Dezelfde dag, 17 mei, presenteerde de speciale afgevaardigde van de secretaris generaal van de Uno, Terje Rød-Larsen, zijn laatste rapport over de toepassing van resolutie 1559, en kondigde zijn ontslag aan. Deze resolutie was in 2004 geredigeerd op initiatief van de Verenigde Staten, Frankrijk en van Saoedi Arabië om de ontwapening van de Libanese Hezbollah, de niet-prolongatie van president Émile Lahoud en de terugtrekking van het Syrische vredescorps uit Libanon. Deze was nog nooit toegepast hoewel Syrië zelf zijn soldaten had teruggetrokken op vraag van de Libanese straat tijdens de « Ceder revolutie ». M. Ban heeft onmiddellijk zijn adjunct voor politieke zaken, Jeffrey Feltman, opgedragen de functies van M. Terje Rød-Larsen tot het einde van het jaar over te nemen, naast zijn eigen functies. Maar talrijke observatoren beschouwen Jeffrey Feltman, vroegere Amerikaanse ambassadeur in Beyrouth, als de eigenlijke redacteur van resolutie 1559, en dat hij vandaag vanuit New York de militaire coalitie tegen Syrië leidt.
Op 19 mei nam Jeffrey Feltman deel aan een Parijse ceremonie naast de leden van de Syrische oppositie in het buitenland, Burhan Ghalioun, Michel Kilo, Bassma Kodmani en Samar Yazbeck.
In Frankrijk heeft generaal Benoît Puga zijn ontslag van zijn functies als buitengewone chef d’état major van de president van de Republiek aangekondigd om de kanselarij van de Légion d’honneur in te treden. Als Katholieke integrist en nostalgisch van de monarchie en de kolonisatie was hij de enige militair die deze post bezette bij twee opvolgende presidenten, Nicolas Sarkozy et François Hollande. Hij had persoonlijk de geheime operaties van Frankrijk in Syrië geleid —soms tegen de opvatting van état-major van de legers in— met name dank zij de aan het Élysée gedetacheerde officieren van de Légion d’honneur.
We gaan onafwendbaar de richting op van een onderbreking van de onderhandelingen in Genève. Als er evenwel een akkoord tussen de Syrische partijen werd gevonden zou deze ongeldig zijn ten opzichte van voorafgaande internationale beslissingen door de uitsluiting —op aanvraag van Turkije— van de belangrijkste Koerdische partij. Daarom is het dat de mislukking van Genève opgevolgd zou moeten door een hervatting van de inter-Syrische onderhandelingen met hen die dat wensen —dat wil zeggen zonder de pro-Saoedi’s, maar met de Koerden—. En door de formatie van het overgangsmechanisme met nieuwe deelnemers. Op het militaire plan zou het Syrisch Arabische leger de belangrijkste steden van het land moeten kunnen hernemen, maar de gevechten zouden moeten persisteren aan de Iraakse-Syrische grens.
[1] “Russian Intelligence report on Daesh’s smuggling of antiquities”, Voltaire Network, March 8th, 2016.
[2] “Second Russian intelligence report on Turkey’s current assistance to Daesh”, Voltaire Network, March 18th, 2016.
[3] « Les États-Unis violent le cessez-le-feu en Syrie et arment Al-Qaïda », « Qui arme les jihadistes durant le cessez-le-feu ? », par Thierry Meyssan, Télévision nationale syrienne, Réseau Voltaire, 25 et 30 avril 2016.
[4] “Joint Statement of the Russian Federation and the United States on Syria”, Voltaire Network, May 9th, 2016.
[5] “The imminent return of Russian planes to Syria”, by Valentin Vasilescu, Translation Pete Kimberley, Voltaire Network, May 16th, 2016.
[6] “Statement of the International Syria Support Group”, Voltaire Network, May 17th, 2016.
Blijf in contact
Volg ons op sociale netwerken
Subscribe to weekly newsletter